Dat blijkt al meteen aan het begin, als Schaap zijn bewondering uitspreekt voor de racewagen die Kleine Ezel en Jakkie gemaakt hebben. Zij negeren hem en verklaren achter zijn rug dat hij stinkt. Nou moet gezegd worden dat Schaap geen heilig boontje is. Hij heeft stiekem bloemen geplukt uit de tuin van Cavia, en al gauw klinkt het: ‘Dat zal Schaap wel weer geweest zijn.’Zo gaat het ook als de sokken van de waslijn aan elkaar zijn geknoopt en als Das zijn hengel kwijt is. De grote dieren spreken er schande van: ‘Hij groeit op voor galg en rad!’en Jakkie gooit er nog een schepje bovenop door tegen Schaap te zeggen dat hij naar de gevangenis moet. Als Kleine Ezel en Jakkie met hun racewagen de tent van Feestvarken vernield hebben, is het bijna vanzelfsprekend dat ze de schuld op Schaap schuiven. Gelukkig is er Mama Ezel nog die alle alle praatjes en beschuldigingen tot normale proporties terugbrengt met de opmerking dat iedereen weleens stout is en dat je voor een ongelukje geen straf krijgt als je het eerlijk vertelt. Dat zet Kleine Ezel aan het denken als hij in bed ligt: Schaap in een donkere gevangenis met spinnen en ratten… De volgende morgen staat hij met Jakkie bedremmeld voor Feestvarken om te bekennen dat zij per ongeluk de tent hebben vernield. Feestvarken, die Schaap verdacht heeft, maakt het goed en geeft hem een groot stuk bessentaart. En Schaap geeft Kleine Ezel en Jakkie ook een deel ervan en terwijl die twee zitten te smikkelen gaat hij er met hun racewagen vandoor. Som s zijn zwarte schapen als vossen die hun streken niet verliezen.
In het tiental boeken dat inmiddels over Kleine Ezel is verschenen, komen allerlei aspecten uit het kinderleven op herkenbare wijze ter sprake. Zoals in dit verhaal het verschijnsel van gangmaker, Jakkie, en meeloper, Kleine Ezel. En altijd is er Mama Ezel die de gebeurtenissen van verstandig commentaar voorziet. Tekst en illustraties scheppen samen een ruim en helder prentenboek dat ons laat beseffen hoe wij, kinderen en volwassenen, ons soms gedragen.