Voorlezen gaat zo

Tips en ervaringen uit de praktijk van peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, gastoudergezinnen
en buitenschoolse opvang NJi (Nederlands Jeugdinstituut)

Auteurs: Margriet Chorus & Irma van Welzen
ISBN: 9789088504167
112 pagina's
Prijs: € 16.90

Meer info en bestellen »

12 GOUDEN TIPS VOOR HET VOORLEZEN IN DE OPVANG

Deze tips zijn vooral bedoeld voor professionals in de kinderopvang die voorlezen in de groep. Maar ook ouders kunnen met deze ideeën een nog groter feest maken van het voorleesritueel.
 
Voordat je gaat voorlezen
Bekijk het boek goed en lees het zelf voordat je gaat voorlezen. Bedenk vooraf wat je gaat vragen en uitleggen tijdens of na het voorlezen. Let erop dat het boek aansluit bij de leeftijd van de kinderen. Juist in groepsverband in de opvang kun je soms ook kiezen voor een iets moeilijker boek, dat je goed toelicht.
Kies een vast moment en een vaste, gezellige plek om voor te lezen. Zo wordt voorlezen een onderdeel van iedere dag, waar kinderen vaak naar uitkijken. En je werkt iedere keer aan de taalontwikkeling van de kinderen.
 
Tijdens het voorlezen
Kies een kleine groep kinderen om aan voor te lezen, liever niet meer dan vijf kinderen met ongeveer dezelfde leeftijd. In een kleinere groep kunnen kinderen beter over het boek praten. Zet de kinderen zo neer dat ze allemaal het boek goed kunnen zien.
Wijs de titel aan, lees de titel voor en praat over de cover van het boek. Waar zou het verhaal over gaan? Maak de kinderen nieuwsgierig naar het verhaal.
Lees het verhaal voor, bekijk samen de afbeeldingen en praat over de afbeeldingen. Het heeft de voorkeur om de tekst eerst in zijn geheel voor te lezen, zodat kinderen het ritme van de tekst en de (mogelijke) nieuwe woorden meekrijgen. Daarna kun je het verhaal ook per pagina in je eigen woorden navertellen of de kinderen erover laten vertellen.
Laat de kinderen gerust opmerkingen maken terwijl je voorleest. Het is goed voor de taalontwikkeling als de kinderen praten, dus alle opmerkingen zijn goed. Zo kun je ook peilen wat de kinderen begrijpen of waar ze nog meer uitleg bij nodig hebben.
Neem de opmerkingen van de kinderen serieus. Ga op de opmerkingen in, ook als ze niet over het verhaal gaan. Zorg dat alle kinderen hun zegje kunnen doen, niet alleen de ‘praatgrage’ kinderen maar ook juist de kinderen die iets meer aansporing nodig hebben. Daarna ga je weer door met het verhaal.
Vraag op spannende momenten aan de kinderen hoe het verhaal verder zou kunnen gaan. Zo leren kinderen de verbanden tussen oorzaak en gevolg. Ze worden aangespoord om zelf na te denken en gaan begrijpen hoe verhalen in elkaar zitten.
Bedenk welke woorden onbekend zijn voor de kinderen. Leg, bijvoorbeeld nadat je het hele verhaal een keer hebt voorgelezen, het onbekende woord uit en wijs naar de betreffende afbeelding.
Maak bij het voorlezen geluiden of bewegingen die passen bij het verhaal en vraag de kinderen om dit na/mee te doen. Dit zorgt er ook voor dat kinderen het verhaal goed onthouden en je zult verbaasd zijn hoe goed zij de bewegingen of geluiden een volgende keer kunnen vertellen.
 
Na het voorlezen
Praat met elkaar na over het verhaal. Waar ging het ook weer over? Hebben de kinderen zelf wel eens zoiets meegemaakt? Wat zouden ze doen in zo’n situatie? Het is leerzaam om de gebeurtenissen uit het verhaal te koppelen aan hun eigen leven. Stel open vragen en laat de kinderen maar vertellen!
Herhaling is het sleutelwoord! Waarschijnlijk vragen de kinderen om het boek nog een keer voor te lezen. Dat is goed. De kinderen leren er iedere keer weer iets nieuws van, totdat ze het verhaal misschien zelfs naspelen in rollenspelletjes.
 
Bron: Kees Broekhof, Sardes